Ga naar de inhoud

Ondervoeding (Malnutritie)

Wat is ondervoeding? Wat is sarcopenie?

De European Society for Clinical Nutrition and Metabolism (ESPEN) omschrijft ondervoeding als “Een acute of chronische toestand waarbij een tekort of disbalans van energie, eiwit en andere voedingsstoffen leidt tot meetbare, nadelige effecten op lichaamssamenstelling, functioneren en klinische resultaten.”

Met andere woorden, ondervoeding is het resultaat van een onvoldoende voedingsinname in verhouding tot de verhoogde behoeften van het lichaam.

Ondervoeding is niet enkel merkbaar aan een gewichtsverlies. Een verlies van spierkracht, -massa en -functie kan ook de oorzaak zijn van ondervoeding. Dit verlies van spieren wordt sarcopenie genoemd. Het is dus goed mogelijk om zwaarlijvig en ondervoed te zijn.

25% van de mensen boven de 70 jaar en 40% van de mensen boven de 80 jaar zouden sarcopenie hebben.

Ondervoeding onderschat

Ondervoeding is een groot probleem binnen alle segmenten van de zorg.

Ondervoeding leidt tot een gewichtsverlies, een verlies van de spiermassa en een vermindering van de spierkracht, met een beperking van de mobiliteit en een verlies van de onafhankelijkheid tot gevolg. Het probleem van ondervoeding heeft vele oorzaken. Mensen met slikstoornissen en dysfagie lopen een groter risico en vrouwen zijn gevoeliger voor ondervoeding dan mannen. Kankers (NKO), dementie, Parkinson, Alzheimer, …. maar ook financiële en emotionele bekommernissen zowel thuis als in de zorginstellingen kunnen aan de basis liggen van een slechte voedingstoestand.

Een snelle en systematische opsporing, preventie en behandeling van ondervoeding is een absolute must en dit zowel bij ondervoeding als gevolg van de leeftijd als ziekte-gerelateerd.

ESPEN (European Society for Clinical Nutrition and Metabolism) heeft hiervoor duidelijke guidelines opgesteld: GLIM (Global Leadership Initiative on Malnutrition) en DRM (Disease Related Malnutrition).

Verstoorde werking, eigen aan het ouder worden en bij ziekte

Naarmate we ouder worden, wordt de werking van ons lichaam vertraagd of verstoord. Ons lichaam is minder efficiënt in het uitvoeren van de basisfuncties, we krijgen zowel fysieke als fysiologische problemen:

  1. Minder weerstand tegen infecties door een daling van de lymfocyten.
  2. Minder goede opname van de voedingsmiddelen door spijsverteringsstoornissen, diarree en of constipatie, slechte staat van de dunne darmvili noodzakelijk voor de opname van de voedingsstoffen.
  3. Minder sterke beenderen, meer breuken door osteoporose.
  4. Minder soepel bewegen door verkalking van de gewrichten.
  5. Evenwichtsproblemen en vertraagde reflexen door stoornissen in het zenuwstelsel.
  6. Vermoeidheid en minder goed ademen door slechtere/tragere werking van ons hart, longen, ….

Fragiliteit of broosheid van ouderen

Frailty (kwetsbaarheid, broosheid) is een syndroom dat zich kenmerkt door verminderde weerbaarheid en verminderde reserves waarbij een toenemende achteruitgang in verschillende orgaansystemen resulteert in een negatieve energiebalans met verminderde skeletspier- massa (sarcopenie) en verminderde kracht.

Bijna 40% van de 65 plussers vertonen tekenen van fragiliteit en broosheid. Er is een duidelijke daling van de spierkracht waarneembaar, en/of een daling van de fysieke arbeid, en/of ze stappen trager, en/of sneller vermoeid, en/of ze hebben ongewenst gewichtsverlies. Een vroege detectie is noodzakelijk want deze fase is nog omkeerbaar.
Om te voorkomen dat ouderen fragiel worden, is het aanbevolen om dagelijks tussen 1.900 en 2.300 kcal voedingsstoffen in te nemen en de eiwitinname te verhogen tot 1 g per kg per dag. Als de fragiliteit niet tijdig genoeg behandeld wordt, bestaat het risico op ondervoeding waardoor deze ouderen afhankelijk worden.

Nutritionele noden bij ondervoeding

De voeding moet én verrijkt én evenwichtig samengesteld zijn.

  • EIWIT: min 1,5 g / kg lichaamsgewicht/dag

Gezonde volwassenen hebben 0,8 g eiwit/kg lichaamsgewicht/dag nodig om alle functies van het lichaam in stand te houden. Met het ouder worden, maar ook bij ziekte, intensief sporten, bij herstel … stijgt de behoefte sterk tot 1,5 g/kg lichaamsgewicht/dag. In extreme gevallen zelfs tot 2 g/kg lichaamsgewicht/dag. Voor iemand van 50 kg komt dit neer op ongeveer 75 à 80 g eiwitten/dag.
Eiwitten leveren energie en bouwstoffen voor de aanmaak én het behoud van spieren.
Extra eiwit is noodzakelijk bij de preventie en de behandeling van ondervoeding.

  • ENERGIE: 30 à 40 kcal / kg lichaamsgewicht/dag

Bij ouderen en zieken is het lichaam minder efficiënt in het bestrijden van infecties en het uitvoeren van de basisfuncties. Hierdoor is het energieverbruik merkelijk hoger.

  • MEER ETEN of  GROTERE PORTIES? Dit is niet de oplossing.

Het is belangrijk om de maaltijden evenwichtig samen te stellen met voldoende eiwitbronnen zoals vlees, vis, gevogelte, melkproducten, eieren, granen, peulvruchten, …
Maar soms lukt het gewoon niet om te eten zoals bij ziekte, weinig eetlust, problemen bij kauwen en slikken, ….

Oplossingen en uitdagingen in de preventie en de behandeling van ondervoeding

  1. Het objectief behalen van 2000 kcal en 80 g eiwitten per dag.
    De aangeboden maaltijden en tussendoortjes moeten de minimale nutritionele noden dekken. Ze moeten lekker zijn en de eetlust stimuleren. Want hoe meer een maaltijd gewaardeerd wordt, hoe beter de mensen eten.
  2. De energie-inname verhogen zonder het volume te doen stijgen.
    Om zowel het objectief te bereiken als de voedselverspilling tegen te gaan (grote borden blijven voor de helft onaangeroerd), moeten de porties aangepast zijn aan de mogelijkheden van deze doelgroep. Ouderen en zieken hebben nood aan compacte kleine maaltijden rijk aan energie en eiwitten.
  3. De porties en de borden aanpassen aan de mogelijkheden.
    Sommige ouderen en zieken hebben een afkeer voor voeding. Het serveren van een grote portie kan afschrikwekkend zijn. Een kleinere portie in een passend bord kan helpen om de eetlust te herstellen/te stimuleren. Een normale warme maaltijd weegt al snel 500 à 600 g. Ouderen en zieken eten maximaal 200 à 250 g. Het is daarom zeer belangrijk om extra eiwitten en energie toe te voegen zodat er in deze aangepaste kleine maaltijd (200 à 250 g) evenveel calorieën en eiwitten aanwezig zijn als in een normale portie (500 à 600 g).
  4. Aangepaste texturen en vormen.
    Niet kunnen kauwen of slikken liggen vaak aan de basis van ondervoeding. Of motorische problemen waardoor normaal eten met bestek onmogelijk is. Of gewoon niet meer eten hoe men moet eten. Verrijkte maaltijden met een aangepaste textuur volgens de IDDSI voorschriften, verrijkte fingerfood (om met de handen te eten), …. dragen bij tot het behalen van het beoogde nutritioneel objectief.
  5. Zorgen voor een evenwichtig gebruik van bijvoeding.
    De aangepaste maaltijden moeten goed overwogen worden en in relatie staan met de protocollen rond bijvoeding. De twee moeten elkaar aanvullen – complementair zijn – om aan alle nutritionele noden te voorzien. Enkel zo kan ondervoeding vermeden worden of adequaat behandeld worden.

Op een innovatieve en creatieve manier nutritionele oplossingen zoeken om de therapietrouw te verhogen en ondervoeding aan te pakken!