Ga naar de inhoud

Spieratrofie (spiermassaverlies)

Spieratrofie is het dunner en minder krachtig worden (atrofie) van de spieren. Iedereen die ouder wordt ervaart een natuurlijke afname van de spiermassa en een vertraagde stofwisseling. Dit komt o.a. door hormonale veranderingen en door minder actief te zijn.

Spieratrofie ontstaat ook door een langdurige inactiviteit van ons lichaam (coma, verlamming) of lichaamsdeel (gipsverband), door een aansturingsprobleem (zoals bij o.a. de ziekte van Parkinson) of een tekort aan eiwitten (kanker, hongerstaking, …).

Sarcopenie is een leeftijdsgebonden afname van de spiermassa (diameter) én een verlies van spierkracht. Het verlies van de skeletspieren begint rond de leeftijd van 30 jaar, neemt toe met de leeftijd en kan verergeren door ziekte, ondervoeding en inactiviteit. Een belangrijk gevolg van spiermassaverlies is het verlies van spierkracht. Spierkracht is dan ook de primaire parameter van sarcopenie.

Frailty (kwetsbaarheid, broosheid) is een multidimensionaal geriatrisch syndroom waarvan de pathogenese zowel fysieke als sociale aspecten omvat en dat gekenmerkt wordt door een cumulatieve afname van verschillende fysiologische processen en functies. Sarcopenie is een aandoening die deel uitmaakt van dit geriatrisch syndroom.

Spieratrofie

Spieratrofie kan op elke leeftijd voorkomen.

De snelheid of de progressie waarin spieratrofie verloopt, de mogelijkheid en duur van herstel of genezing is afhankelijke van:

  • de algemene lichamelijke gezondheid.
  • de variant of vorm van spieratrofie.
  • en in samenhang daarmee de eventuele onderliggende oorzaak die heeft geleid tot de spieratrofie.

Spieratrofie als gevolg van een fysiek, mechanisch trauma zoals een botbreuk is bij gezonde personen in goede conditie van tijdelijke aard en reversibel.

Zijn er echter onderliggende ziektebeelden, ongezonde en/of slechte eetgewoonten, moeilijke leefomstandigheden of is er malnutritie dan is ‘genezing’ of herstel niet altijd mogelijk. Bij langdurige atrofie, bij sarcopenie en bij hoge leeftijd verloopt de celvernieuwing heel traag waardoor het herstel lang kan duren.

Onder bepaalde of bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer er een (degeneratief) ziektebeeld ten grondslag ligt aan de opgetreden spieratrofie, is herstel niet meer mogelijk en is het verlies van spiermassa irreversibel (onomkeerbaar).

Prevalentie Sarcopenie

Sarcopenie komt voor bij 10 tot 50 procent van de 65-plussers en stijgt snel met de ouderdom. Maar liefst 31 procent van de vrouwen en 52 procent van de mannen boven de 80 jaar lijden aan sarcopenie. Ze hebben nog ongeveer 50 procent van het oorspronkelijke spierweefsel over.

Sarcopenie treft zowel thuiswonenden, ouderen in een woonzorgcentrum als patiënten in het ziekenhuis.

Gevolgen van Sarcopenie

De gevolgen van sarcopenie bij ouderen zijn ernstig en hebben een grote impact op het dagelijks functioneren: het risico op vallen en fracturen is verhoogd, het vermogen om dagelijkse activiteiten uit te voeren is verminderd, er is een associatie met vaker optreden van hartaandoeningen, ademhalingsaandoeningen en cognitieve stoornissen, het leidt tot mobiliteitsstoornissen en een verminderde levenskwaliteit, verlies van onafhankelijkheid, een grotere kans op overlijden en hogere zorgkosten (voeding en beweging).

Mensen met sarcopenie hebben twee tot drie keer meer kans om een heup, been, arm, pols of sleutelbeen te breken bij een val.

Behandeling van spieratrofie en sarcopenie

Aangezien het verlies van spiermassa een natuurlijk proces is, kan sarcopenie niet altijd voorkomen worden. Een vroege opsporing en behandeling kunnen wel leiden tot het reduceren van de afname van spiermassa en spierfunctie.

De Belgische Vereniging voor Gerontologie en Geriatrie (BSGG) heeft in 2020 richtlijnen voor de preventie en behandeling van sarcopenie gepubliceerd. Op basis van systematisch onderzoek van de medische literatuur hebben ze aanbevelingen gedaan voor de behandeling van sarcopenie op gebied van beweging, voeding en farmacologie (bron voeding en beweging).

Beweging – weerstandstraining

Aangezien sarcopenie alle skeletspieren in het lichaam aantast, wordt aangeraden om de grote spiergroepen te trainen in een totale lichaamsaanpak. Er zijn aanwijzingen voor een positief en significant effect van weerstandstraining op spiermassa, spierkracht en fysieke prestaties. Voor maximale krachttoename wordt een weerstandstrainingsprogramma met hoge intensiteit aangeraden (d.w.z. 80% 1RM). Een lichte weerstandstraining (≤50% 1RM) kan ook voldoende zijn om krachttoename te bewerkstelligen. Daarbij worden de volgende trainingsparameters aangeraden: 1-4 sets van 8-15 herhalingen gedurende 2-3 trainingsmomenten per week.

De basis is de Nederlandse beweegrichtlijn voor volwassenen en ouderen:

  • Bewegen is goed, meer bewegen is beter.
  • Doe minstens 150 minuten per week aan matig intensieve inspanning, zoals wandelen en fietsen, verspreid over diverse dagen.
  • Doe minstens tweemaal per week spier- en botversterkende activiteiten, voor ouderen gecombineerd met balansoefeningen.
  • En voorkom veel stilzitten.

Voeding – eiwitten

Naast krachttraining is voeding een cruciale factor bij spieropbouw, vooral naarmate we ouder worden.

Voldoende eiwit, gecombineerd met weerstandstraining wordt aanbevolen om de spiermassa en spierkracht te vergroten. Dit wordt met name aangeraden voor personen met obesitas en moet minstens 24 weken worden uitgevoerd om optimale resultaten te bereiken. Daarnaast is er bewijs (gradatie 3) beschikbaar om leucinesuppletie aan te bevelen, aangezien het een significant effect heeft op de spiermassa bij personen met sarcopenie.

Een gevarieerde voeding volgens de richtlijnen, vormt de basis voor een adequate eiwitinname.

De meest recente richtlijnen ondersteunen in aanvulling hierop een eiwitinname die voor ouderen hoger is dan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid voor gezonde volwassen, namelijk niet 0,8 g/kg lichaamsgewicht/dag, maar 1,0-1,2 kg eiwit/kg lichaamsgewicht voor gezonde ouderen, 1,2-1,5 g/kg lichaamsgewicht voor kwetsbare ouderen en 1,5-2,0 g/kg lichaamsgewicht voor ernstig zieke of ondervoede ouderen, met bij voorkeur 25-30 g eiwit per maaltijdmoment.

Dit komt al snel neer op een eiwitbehoefte van 80 g dag. Kwetsbare ouderen, zieke en ondervoede ouderen eten maar één kwart van wat gezonde volwassenen eten. Meer eiwitrijke voedingsmiddelen eten om aan deze hoeveelheid eiwit te komen, noodzakelijk voor de spieropbouw, is geen oplossing. De maaltijden moeten verrijkt worden met snel-opneembare eiwitten voor overdag en langzaam opneembare eiwitten om gedurende de nacht de opgebouwde spiermasse te onderhouden.